|
Home
Inhoud: |
Hoofdstuk
22. SMILDE. We
vertrekken voor een kort traject van 10 km naar Smilde. De Boermarkeweg is
vandaag een stille weg. Dat was gisteren anders met de naar huis terugkerende
TT-gangers. De route bestaat nagenoeg uit twee lange wegen. Erg saai hoor. Leo
laat ik zoveel mogelijk in de berm lopen. Nu er geen steekvliegen zijn vervalt
hij weer in zijn oude slentergang en moet ik hem telkens aansporen. Er staat een
koude zijwind zodat ik de capuchon op doe, hoewel ik me kan voorstellen dat
ik er nu heksachtig bijloop, maar ja een stijve nek is ook niet alles. Gelukkig
kom ik niemand tegen. De
berm van de weg ligt bezaait met lege bierblikjes en zakken van de chips. Als je
ze vol mee kunt nemen waarom dan niet leeg mee terug? Het is kennelijk bepaald niet het meest
beschaafde
publiek dat de TT bezoekt. Ik
kom op de camping in Smilde met mooi weer aan. Na Leo en Joep verzorgt te hebben
ga ik op mijn gemak koffie drinken en kan dan nog net kiele kiele op tijd het tentje
opzetten voor een dikke bui die weldra door meerdere gevolgd wordt. De
campingbaas is inmiddels van de droogbloemen overgestapt op snijbloemen en
daarin zijn ze volop aan het werk met enkele jongens en meisjes die dit als
vakantiewerk doen en op de camping met hun tentje staan. De
herdershond van deze camping leeft nog steeds maar is nu echt stokoud. Drie
jaar geleden speelde hij nog met mijn herder Kerrie die maar zes jaar geworden
is. Het nare van huisdieren is dat je ze altijd overleeft. Ik heb al een
aardig aantal vriendjes moeten begraven. Alleen Leo zal mij wel overleven. Ezels
kunnen 35 jaar worden, dan zou ik 91 zijn. Lijkt me niet haalbaar. Op
deze camping ben ik al verschillende keren geweest. Hij ligt langs mijn
thuishave route. Ik
wilde al een einde maken aan mijn verhaal. Zo dicht bij huis beleef ik toch
niets meer. Maar ja hoor, een hachelijk avontuur zelfs. Ik
ben erg vroeg wakker vandaag en bijgevolg vertrekken we al om negen uur uit
Smilde. Alles gaat goed, Leo loopt flink door. Dan wil ik een hoek afsnijden en
blijf de Lycklamavaart volgen over een bospad. Het pad is smal en modderig
maar het gaat, totdat ik op een omgevallen boom stuit. Ik kan niet keren want dan
belandt de kar in de vaart. Letterlijk kan ik niet voor- of achteruit. Dan maar
opzij, dwars door de bush bush. Leo zet zich schrap, hij doet zijn best maar dan
zakt hij opeens weg met zijn achterpoten. Zijn halve poten zijn verdwenen. Ik
vul het gat op met zand en sjor zijn poten er uit. Maar nu is het gebeurd met
Leo. Hij trekt niet meer. Ik probeer mee te duwen maar hij doet niets,
integendeel hij werkt tegen. Nu geef ik hem toch een paar petsen op zijn kont
maar ook dat helpt niet. Ten einde raad span ik hem uit en zet hem vast aan een
boompje. Ik zal het zelf moeten klaren of ik moet terug lopen naar een boerderij
en hulp gaan vragen, maar dan weet ik precies hoe het gaat. Laatdunkende
opmerkingen hoe ik zo stom kan zijn om dwars door de bosjes te gaan. Ik heb ook
nog een paar jonge boompjes vernield. Als het even kan wil ik het zelf zien op
te lossen. "Kan niet ligt op het kerkhof" zei mijn moeder altijd. Ik
ga aan de slag. Graaf zand voor de wielen weg, gooi dit in het gat. Er komt iets
beweging in de kar. Ondanks het opvullen zakt één achterwiel toch nog weg. Met
een boomstammetje krik ik het wiel omhoog. Met bovenmenselijke inspanning
krijg ik het karretje eruit. Dit kost me een uur en een jaar van mijn leven. Leo
staat inmiddels sullig voor zich uit te kijken. Hij laat zich gewillig weer voor
de kar spannen. "Waarom
help je mij nou niet, Leo". "Waarom laat je me in de
steek?". Hij staat met zijn kop tegen mijn borst en ik sta met mijn gezicht
tussen zijn lange oren te huilen. Ik moet me even ontladen. Na
een uurtje rust en twee bakken koffie kan ik weer lachen om mijn eigen
dwaasheid. Blijf toch gewoon op de weg lopen dan is er niets aan de hand.
|