|
Home
Inhoud: |
Hoofdstuk
23. FOCHTELOO. De
hele weg naar Fochteloo regent het met daarbij een flinke wind. Achter mijn
kolossale paraplu kan me niet veel gebeuren. Als
we eindelijk bij de Meloniaweg komen slaak ik een zucht van verlichting. Er
staat een bordje "ANWB mini-camping 2 km". Het was een gok om naar
deze camping te gaan. De vorige keer was hij aangesloten bij de SVR. Nu niet
meer, dus ik wist niet of hij nog bestond. Ik heb alleen een gids van de SVR en
de Natuurcampings. Als ik van tevoren geweten had dat ik over Fochteloo zou gaan
had ik het nagekeken maar ik plan niet zoveel van tevoren. Het
oude ezeltje op deze camping is nog steeds in leven. Zij is lichtbruin en ziet
er mooi uit met haar 20 jaar. Dat komt omdat zij eenmaal per jaar in het
voorjaar geschoren wordt. Zij staat samen met een groot paard in de stal. Al die
waarschuwingen als zouden paarden en ezels niet bij elkaar kunnen, blijken wat
overdreven te zijn. Hier
zijn twee meisjes te paard met kampeeruitrusting op hun eigen rug en op de rug
van de paarden. Met paarden schijn je niet op elke camping welkom te zijn. Om
drie uur beginnen de meisjes aanstalten te maken om te vertrekken. Zij gaan 25
km. verder. Paarden lopen heel wat sneller dan ezeltjes ook al hebben ze naast
de bagage nog een meisje te torsen en het zijn behoorlijk flinke meiden, zeker
65 kg dus bij elkaar over de 100 kg. Draven kan niet met die vracht maar ook
stapvoets gaan ze nog behoorlijk snel. Uiteindelijk vertrekken ze pas om vier
uur. De paarden hebben ze gehuurd. Ze zijn heel mak. De meisjes hebben vannacht
in het toiletgebouwtje geslapen waarnaast zich een keukentje met gasstel bevindt.
Ze wilden hun tent droog houden. Als ze weg zijn zal ik dit onderkomen eens
bekijken. Wellicht kan ik er vanavond zitten en mijn potje boerenkool stamppot
(droogvoer) koken. Van de meisjes krijg ik nog een half pak melk, chocoladehagel
en zonnebloemolie waar ze geen plaats meer voor hebben.
Het komt goed uit want mijn proviandmand raakt aardig leeg. Na de
boerenkoolmaaltijd bak ik pannekoeken. Ik zit hutje mutje vol. Vandaag
heb ik geen zin om het tentje op te zetten temeer omdat er plassen water op het
veld staan. Ik wil het nog eens in het karretje proberen. Het dekzeil span ik
zoals ik dat als stal voor Leo doe. Het karretje dwars op de wind hoewel het
hier aardig beschut is. Het regent nog steeds. Ik leen een stoeltje en zit nu in
Leo's "stalletje" te schrijven. Het is reuze handig dat stalletje. Nu
hoef ik niet alles gebukt en in elkaar gedoken te doen. Ik heb alles om me heen
uitgestald, pannetjes, gasbrander, koffie, veldfles, schrijfgerei. Al regent het
ik zit buiten en toch droog. Het tentje moet ik met regen helemaal dicht ritsen.
Waarom ben ik niet eerder op dat idee gekomen? Ik heb het karretje nog niet
optimaal benut. Later die middag komen het grote bruine paard en het ezeltje
naar buiten. Het paard is stapelgek op het ezeltje. Als ze hem moeten
verplaatsen nemen ze het ezeltje mee en het paard volgt dan los. Die twee zijn
onafscheidelijk. Er
zijn hier een aantal meisjes op ponykamp. Ze zijn druk bezig. Mest ruimen en
alles hoort er bij. Dan loopt er nog een kleine Jack Russel terrier. Dat is me
toch een grapjas, hij kan voetballen. De ponykampmeisjes spelen met hem met
een grote, zachte bal. Hij rent met de bal voor zijn neus keihard rondjes. Als
hij flink vaart heeft duwt hij zijn neus eronder en dan ligt de bal een poosje
op zijn kop. Hij is er reuze handig mee. Joep speelt een hele tijd met hem. De
zoon van de campingbaas woont hier ook met zijn gezin. De schoondochter is de
paardenvrouw. Zij geeft rijles. Ze hebben 16 paarden. De zoon doet in oude
engelse Bedford campers. Er staat ook een Bedford ambulance, in oorspronkelijke
staat. Prachtig. 's
Avonds om 10 uur is het droog. Nu gebeurt er een ramp voor de paardenmevrouw. Ze
haalt het ezeltje Amanda met natuurlijk in haar kielzog het grote bruine paard
en zet ze in de bak naast het weitje van Leo. Alleen heeft ze niet in de gaten
dat het hek open staat. Amanda wel, zij legt haar oren in de nek en spurt het
hek uit, het paard er achteraan. Grote consternatie. Iedereen vliegt naar
buiten, in de auto, op de fiets, racen om ze in te halen want aan het eind van
de weg is een drukke verkeersweg. Ze krijgen gelukkig op tijd de ezel te pakken,
het paard hoeft niet die gaat vanzelf mee. Ze moeten een kwartier lopen om weer
thuis te komen. Amanda moet voor straf naar binnen. Het paard mag in de bak
naast Leo. Het zouden dikke vrienden kunnen worden, hij is niet bij Leo weg te
slaan. Als Leo loopt, loopt het paard, als Leo stil staat, staat hij ook stil.
Ze doen elkaar precies na. Wat grappig. Joep
is behoorlijk moe vandaag. Komt dat door de regen? Hij mag op deze camping los
lopen maar hij springt uit zichzelf weer in het karretje en ligt lekker te
slapen. Dat
doe ik maar niet weer, slapen in het karretje. Veel geslapen heb ik trouwens
niet. Het is te benauwd en te warm. De deurflap zet ik half open en dan gaan de
muggen me plagen. Er zou een gaasflap in moeten. Een soort voortent om in te
slapen zou ook handig zijn. Er valt nog genoeg te verzinnen om het karretje te
perfectioneren. Hoofdstuk
24. DONKERBROEK. In
mijn laatste pleisterplaats loop ik in de supermarkt al drie bekenden tegen het
lijf. Zo dicht bij huis wordt het lopen saai. Het is allemaal te bekend. Het
weer werkt ook niet mee, druilerig. Om twaalf uur ben ik bij de camping en ga ik
eerst een dutje doen. Als ik wakker word is het lekker weer geworden en de lieve
mevrouw van deze camping heeft een heerlijke tuinstoel met kussen en een bos
radijs voor het tentje neergezet. Er
is hier een piepkleine minipony. Hij loopt bij de geiten in de wei vlak naast
me. Joep denkt dat het een hond is. Tegen paarden blaft hij niet maar tegen dit
kabouterpaardje wel, hij weet niet goed wat hij daarvan moet denken. Dit
is mijn laatste vakantiedagje. Morgen, als ik thuis ben, wordt het allemaal
drukte, wassen, poetsen, opruimen, allerlei dingen regelen, post doorworstelen,
dan is het gedaan met de rust. Deze
vakantie is me geweldig goed bevallen. Als het lukt om schoentjes voor Leo te
maken ga ik volgend jaar een nog langere zwerftocht maken. Ik vind dit trekken
het mooiste wat er is en sta er versteld van dat ik elke dag weer iets anders
beleef. Het
is een oud oerinstinct om als een nomade te leven met dien verstande dat ik mijn
voedsel uit de supermarkt haal en niet zelf met pijl en boog mijn kostje bij
elkaar zoek. De
rest van het jaar blijf ik als een nette dame in een huis wonen maar ik weet,
zodra de dagen gaan lengen krijg ik de kriebels. Dan ga ik voorbereidingen
treffen om lekker een hele poos te gaan zwerven met Leo, Joep en mijn
eenpersoons hemelbed op wielen. - Einde - |