|
Home
Inhoud: |
Hoofdstuk 11. EESERGROEN
. Het is prachtig weer. We vinden een mooie picknickplaats bij het begin van
het bos. Er staat een picknicktafel, een bank met een dakje er boven en een
stenen schuilhut met schoorsteen. Op de grond in de hut kun je een vuur
aanleggen. Er liggen nog verkoolde resten van een vorig kampvuur. Als hier nu
nog een kraan en een w.c. waren was het een ideale vrije kampeerplek zoals je
die veel in Denemarken aantreft. De vierde ramp is een feit. Leo loopt mank. Bij de picknickplaats krap ik
zijn hoefjes schoon. Onder de linker voorpoot zit een heel plakkaat mest.
Wanneer heb ik ze ook alweer voor het laatst schoon gemaakt? Dat hoor ik elke
dag te doen. Als we vertrekken zet hij zijn linker voorpoot nauwelijks neer. Hij
hinkelepinkt maar wat. Na een kwartiertje komen we op een zandweg. Nu gaat het
beter. Ik denk dat door het plakkaat mest het 'leven' niet teruggetrokken is en
de hoef wat week is geworden want ik kan geen steentjes of iets dergelijks
ontdekken. Na een half uurtje is het helemaal over. Bij de picknickplaats was het weer een heel gevecht om hem voor de kar te
krijgen. Hij draaide steeds weg. Als ik hem de volgende keer laat grazen laat ik
hem voor de kar staan en doe alleen zijn halster om. Er komt een man bij mij praten uit een huis waar we langs grazen. Hij heeft
drie ezeltjes en hij vraagt of ik Leo alles zelf geleerd heb. Dat heb ik. Hij
heeft ook paarden. De paarden en ezels staan bij elkaar in de wei. Wel ontwormt
hij ze geregeld en laat ze op tijd inenten. Als je dat goed bijhoudt kan het
geen kwaad. Zijn paarden hebben er nog nooit iets van gekregen. Nu krijgen we tot slot van het rampenfestijn nog een klein rampje. We moeten
ruim een uur omlopen omdat het weggetje dat ik gepland heb, een knapzakroute,
niet met kar en ezel begaanbaar blijkt. Gezien het prachtige weer kun je dit
nauwelijks een ramp noemen. Het is een stuk rustiger nu ik alleen Joep bij me heb. Geen gegrom en geblaf
tegen elke vreemde. Joep blijft ook beter bij me. Een enkele keer gaat hij nog
in de fout door naar de linkerkant van de weg te gaan. Het is behoorlijk warm
voor hem met zijn dikke vacht. Op een gegeven moment, terwijl ik op een lange
open weg tussen bouwland door loop, ben ik hem kwijt. Hoe kan dat nou op zo'n
doodstille weg. Ik roep. Daar komt een slaperig koppie omhoog in het karretje.
Hij is tijdens het lopen naar binnen gesprongen. Ik had er niets van gemerkt. Nu keert het geluk terug op mijn pad. Op de camping in Eesergroen word ik
ontvangen met koffie en twee beschuiten met vers geplukte aardbeien. Aangezien ik geen rooie cent meer in mijn portemonnee heb na die dure
camping 't Haantje moet ik naar Borger om te pinnen. Van de boerin kan ik een
fiets lenen. Het is 5 km. naar Borger. Ik doe meteen alle boodschappen en haal
campinggas. Morgen ga ik naar landgoed Meindersveen waar een natuurcamping is.
Daar wil ik twee nachten blijven. Aangezien de camping midden in het bos ligt,
ver van de bewoonde wereld, moet ik zorgen voldoende leeftocht te hebben. Ik ben
er al eens eerder geweest. Bij het afrekenen drinken we weer koffie, nu met heerlijke notenkoek. Het
zijn hier bijzonder aardige mensen en het lijkt wel of dat op de kampeerders
afstraalt want iedereen is reuze hartelijk. De boer doet mij een goede tip aan
de hand. Omdat de touwen Leo's vacht kaal schuren kan ik dit verhelpen door om
de touwen een oude binnenband van een fiets te doen. Hij heeft er nog wel een en
we maken het direct voor elkaar. Een heel legertje fotografen staat klaar bij vertrek. We poseren in allerlei
standen. |